Operatie & Revalidatie

De meeste patiënten met klachten vanwege een schouderprobleem kennen een voldoende herstel met een zogenaamd conservatief beleid zoals aangepaste rust of juist gerichte training, soms medicatie, een injectie of fysiotherapie. Bij een deel van de patiënten is sprake van dermate structurele afwijkingen dat een orthopedische ingreep de beste optie is. Voorbeelden van structurele afwijkingen zijn een letsel van de kraakbenige labrumrand rondom de gewrichtskom, een scheur in een van de pezen van de rotator cuff spieren of duidelijke randwoekeringen met verkalkingen die de ruimte onder het schouderdak verkleinen. In die gevallen is het vaak beter te opereren en daarna te revalideren. Bij een gericht beleid kan tijdig een verwijzing naar een orthopedisch chirurg plaatsvinden; soms is het ook zo dat eerst een conservatief (= niet-operatief) beleid wordt uitgeprobeerd om het resultaat af te wachten en wordt de orthopedisch chirurg pas geconsulteerd indien het resultaat teleurstellend is.

Er zijn, analoog aan de aandoeningen van de schouder (zie deel website over aandoeningen), grofweg drie categorieën aandoeningen die aanleiding kunnen geven tot een operatieve ingreep:

  1. Aanhoudende impingement klachten (inklemming) met als mogelijke operatie:
    • een open decompressie (ruimte maken onder het schouderdak om de inklemming te verminderen) met of zonder peesherstel
    • een artroscopische decompressie met of zonder peesherstel.
  2. Passieve instabiliteit van het schoudergewricht met als mogelijkheden:
    • een labrum operatie (hechten van een deel van het labrum) en/of
    • een kapsulaire shift waarin het gewrichtskapsel wordt ingenomen.
  3. Degeneratieve aandoeningen met ernstige gewricht artrose zoals:
    • een (gedeeltelijke of totale) vervanging van het schoudergewricht,
    • een resectie (verwijdering) van het buitenste deel van het sleutelbeen.
  4. Daarnaast kan bij acute traumatische aandoeningen, waarbij fracturen en / of ontwrichtingen optreden, sprake zijn van direct operatief ingrijpen.

Het is de bedoeling dat de operatie plus de postoperatieve revalidatie resulteren in een goed functionerende schouder met zo weinig mogelijk pijn. Het is ook duidelijk dat de operatie er voor zorgt dat de voorwaarden voor die situatie wordt gerealiseerd en dat de postoperatieve revalidatie onder leiding van een deskundige fysiotherapeut zorgt voor de gedoseerde blootstelling aan de belasting uit het dagelijks leven, werk of sport. In deze tekst wordt een tiental operaties voorzien van informatie met een korte inleiding, doelstellingen en schema’s voor revalidatie en hervatten van activiteiten. In het deel van de website voor therapeuten worden de schema’s diepgaander uitgewerkt. In dat deel wordt ook de legitimering van de adviezen verstrekt.

De postoperatieve revalidatie wordt in drie fases weergegeven; fase 1 (0-6 weken na de operatie), 2 (7-12 weken na de ingreep) en 3 (3 tot 6 maand na de ingreep). In het algemeen is het zo dat in de eerste fase sprake is van een beperkte belastbaarheid waarin de belasting gering is om de geopereerde weefsels te laten herstellen; in fase 2 is de belastbaarheid beter en wordt de oefentherapie intensiever en in fase 3 kan flink worden geoefend. Het is de bedoeling dat u na een half jaar, of na grotere ingrepen na een jaar, tevreden bent met het resultaat van de operatie plus de revalidatie. Het is uit dat oogpunt niet handig in de eerste 6 weken risico’s te willen nemen om bijvoorbeeld 1 of 2 weken ‘sneller’ te zijn; dat maakt immers nauwelijks wat uit. Geduld en voorzichtigheid zijn in fase 1 belangrijk

 

 Schoudernetwerk Nederland


Deel deze pagina